Soortenbescherming en de Omgevingswet

Wil je iets ondernemen in de fysieke leefomgeving – een woning isoleren, een outdoor festival organiseren – dan moet je in Nederland rekening houden met de aanwezigheid van beschermde soorten. Waar je op moet letten en wat wel en niet mag is sinds 1 januari 2024 vastgelegd in de Omgevingswet.

De biodiversiteit staat onder druk. Menselijke activiteiten en invloeden leiden er wereldwijd toe dat soorten verdwijnen en populaties kleiner worden. Binnen de Europese Unie geven Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn aan welke soorten en typen natuurgebieden door de lidstaten moeten worden beschermd. In Nederland bepaalt de Omgevingswet hoe deze richtlijnen moeten worden nageleefd.

De Omgevingswet trad op 1 januari 2024 in werking. De wet gaat niet alleen over soortbescherming: het omvat regels voor de ontwikkeling en het beheer van de leefomgeving in het algemeen. Daarmee vervangt de Omgevingswet 26 andere wetten. Een van deze wetten is de Wet Natuurbescherming waarin voorheen de bescherming van soorten en gebieden was geregeld.

De Omgevingswet draagt op twee manieren bij aan het nakomen van de Europese natuurbeschermingskaders (Habitat- en Vogelrichtlijn):

  1. Passieve soortbescherming: verbieden van activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde soorten
  2. Actieve soortbescherming: o.a. het voorkomen en bestrijden van invasieve exoten
  3. Actieve gebiedsbescherming: beschermen van leefgebieden

Het beschermen van leefgebieden gebeurt binnen de Omgevingswet door het aanwijzen van Natura 2000-gebieden – als onderdeel van het Europese natuurnetwerk – of nationale natuurgebieden, en het vaststellen van instandhoudingsdoelen voor deze gebieden. Buiten beschermde natuurgebieden is het verbieden van activiteiten in de fysieke leefomgeving die schadelijk zijn voor beschermde soorten – zogenoemde Flora- en Fauna-activiteiten – binnen de Omgevingswet geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In dit artikel gaan we in op de regelgeving rond Flora- en Fauna-activiteiten.

Flora- en fauna-activiteiten

Het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is het onderdeel van de Omgevingswet waarin het Rijk algemene regels stelt voor activiteiten in de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen ook de activiteiten of werkzaamheden die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende, beschermde planten en dieren: zogenoemde Flora- en fauna-activiteiten. Het is bij wet verboden om beschermde dieren opzettelijk te doden of te vangen, of hun nesten te vernielen. Beschermde plantsoorten mogen niet opzettelijk worden geplukt.

Die beschermde soorten hoeven niet alleen planten en dieren uit de Habitat- en Vogelrichtlijn te zijn. Het gaat ook om soorten die niet op Europees niveau beschermd zijn, maar wel in Nederland – bijvoorbeeld omdat ze binnen Nederland bedreigd worden of juist kenmerkend zijn voor ons landschap. Denk aan de das of het zinkviooltje.

Das (Kallerna, Wikipedia)

ZInkviooltje (Gilles San Martin)

In het Bal geldt ten aanzien van beschermde soorten het ‘nee, tenzij’-principe: schadelijke handelingen zijn verboden tenzij er een uitzondering voor is gemaakt. Als je weet of redelijkerwijs kunt vermoeden dat een activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor een soort, dan heb je de plicht een aantal voorzorgsmaatregelen in acht te nemen:

  1. Kennis verzamelen over aanwezige soorten;
  2. Nagaan of er nadelige gevolgen voor deze soorten kunnen zijn;
  3. Nagaan wat die gevolgen kunnen zijn;
  4. Preventieve maatregelen nemen om nadelige gevolgen te voorkomen;
  5. Stoppen met de activiteiten als er toch nadelige gevolgen zijn en zo nodig herstelmaatregelen treffen.

Quickscan

Stap 1 tot en met 3 worden getoetst door middel van een ecologische quickscan (of natuurtoets). Zo’n quickscan is een inventarisatie van planten- en diersoorten door een ecoloog aan de hand van vastgestelde, soortspecifieke onderzoeksmethoden.

Worden er bij de quickscan beschermde soorten aangetroffen die nadelige gevolgen kunnen ondervinden door een voorgenomen project of activiteit? Dan zal in de meeste gevallen voor dit project of de voorgenomen activiteit een Omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. Voor alle wilde vogels en voor bepaalde – in het wild voorkomende – dieren en planten die in de Habitatrichtlijn en enkele andere Europese verdragen zijn opgenomen gelden specifieke voorwaarden om de bescherming te borgen. Ook voor soorten waarvoor we in Nederland extra bescherming nodig vinden zijn in de wet een aantal voorwaarden geformuleerd. (zie kader).

Beschermde soorten

Vogels

Alle in Nederland voorkomende wilde vogels zijn beschermd. Je mag ze niet doden of vangen; je mag nesten, rustplaatsen en eieren niet vernielen; je mag geen eieren wegnemen, en je mag vogels niet opzettelijk verstoren. In de praktijk betekent dat onder andere dat je geen dakkapel kunt plaatsen als er broedende mussen onder de pannen zitten. In geval van mussen en veel andere soorten mag je na het broedseizoen het nest weghalen. Van een aantal soorten – zoals de kerkuil en gierzwaluw – zijn de nesten echter jaarrond beschermd omdat ze het hele jaar of elk jaar opnieuw gebruik maken van hun nest.

Planten en dieren uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn en uit de Verdragen van Bern en Bonn

De bescherming van in Europa voorkomende dieren en planten (en landschappen!) is vastgelegd in een aantal Europese verdragen: de Habitatrichtlijn en de Conventies van Bern en Bonn. Alle drie de verdragen maken een onderscheid in de wijze en mate van bescherming van soorten. Voor elke categorie is er een lijst met soorten. De soorten uit bijlage IV van de Habitatrichtlijn, bijlage I uit het Bonn-Conventie en de bijlage II uit het Bern-Conventie genieten de hoogste bescherming.

‘Andere soorten’: soorten met specifieke bescherming

Buiten de vogels en de soorten uit de Europese verdragen is er daarnaast een aantal ‘Nederlandse’ soorten die we graag binnen onze eigen landsgrenzen in stand willen houden. Het gaat dan onder andere om bekende soorten als de das en het zinkviooltje. Deze soorten zijn vaak kenmerkend voor de Nederlandse natuur, of hebben in de Nederlandse situatie  specifieke bescherming nodig. Deze soorten zijn als ‘Andere soorten’ opgenomen in Bijlage IX van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Omgevingsvergunning

Onder bepaalde, zwaarwegende omstandigheden kan voor schadelijke flora- en fauna-activiteiten kan echter een Omgevingsvergunning worden afgegeven. Bijvoorbeeld als de volksgezondheid of de openbare veiligheid in het geding is; denk aan een waterkerende dijk die moet worden omgelegd door een leefgebied van de bever.

Een ander ‘belang’ is als de activiteiten nodig zijn om andere soorten te beschermen (bijvoorbeeld afschot van vossen om weidevogels te beschermen), of als een soort schade toebrengt aan gewassen en vee. Er is dan een wettelijk belang om de activiteiten toe te staan. Dit kan dan alleen als voor de activiteit een omgevingsvergunning is verleend. In deze vergunning staan dan maatregelen welke minimaal moeten zijn getroffen om schade aan een soort zo veel mogelijk te voorkomen of om verlies van een leefgebied te compenseren.

Vrijstelling

Soms is een vergunning niet nodig omdat er eerder al overkoepelende maatregelen zijn genomen om de gevolgen voor een soort te voorkomen of te beperken. Een voorbeeld daarvan is een soortmanagementplan. Dat is een document waarin staat hoe de instandhouding van soorten in een bepaald gebied wordt gewaarborgd door vooraf te nemen maatregelen. In zo’n soortmanagementplan zijn al maatregelen opgenomen om de nadelige gevolgen voor beschermde soorten te voorkomen of te beperken.

Voor verschillende organisaties zijn Flora- en Fauna-activiteiten een onvermijdelijk deel van hun takenpakket. Denk aan waterschappen die zijn belast met het beheer en onderhoud van watergangen. Of terreineigenaren die natuurbeheer uitvoeren. Voor deze organisaties kunnen door het ministerie goedgekeurde gedragscodes worden opgesteld. In die gedragscode staat omschreven hoe de schade aan beschermde soorten wordt voorkomen of in ieder geval zoveel mogelijk wordt beperkt.

Daarnaast geldt voor soorten die in Nederland wel beschermd zijn, maar niet onder de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen, dat de Provincie op grond van haar omgevingsverordening bepaalde flora- en fauna-activiteiten kan toestaan. Een voorbeeld is de veldmuis: die mag in bepaalde provincies worden bestreden als hij schade veroorzaakt aan gewassen. Overigens is het wel verplicht deze activiteiten te melden.

Meer weten over soortbescherming binnen de Omgevingswet?